Vorige week vertelde ik hier deel 1 over de diagnose heupluxatie en heupdysplasie bij onze Lize. Vandaag deel 2. Vanaf het moment dat we bij de huisarts de diagnose heupluxatie en heupdysplasie te horen kregen veranderde onze ‘onbezorgde’ baby tijd.
De huisarts had meteen contact opgenomen met de dienstdoende orthopeed van het streekziekenhuis. ‘Stuur maar door naar van der Sluijs of Witbreuk in het Vumc’ (I know, Witbreuk als naam van een orthopeed leverde wel enig gegiechel op) hoorde ik de orthopeed door de telefoon zeggen tegen de huisarts. En na nog een telefoontje van de huisarts naar Vumc hadden we daar een afspraak. ‘Woensdagochtend kunnen jullie terecht, veel sterkte en ik bel jullie na de afspraak’ zei de huisarts met een bezorgde, warme toon. Het was wel duidelijk dat ook zij mijn bezorgdheid aanvoelde. Ik was blij dat we naar een academisch ziekenhuis werden verwezen.
Maar eerst: de auto volladen voor een weekje Overijssel. Hoewel de zin in dit weekje inmiddels was gedaald tot het vriespunt waren we samen overeengekomen dat we toch moesten gaan. Was het niet voor onszelf dan moesten we het voor Sven doen. Hij had de spanning van de afgelopen tijd wel aangevoeld en had het al weken over de vakantie in, zoals hij dat zelf zo mooi zei: Oofrijssel. We zouden woensdagochtend, de dag van de afspraak gewoon even terug rijden richting Amsterdam.
En zo geschiedde. Woensdagochtend. D-day. Aangekomen in Vumc werd de setting me gelijk duidelijk. Hier hadden ze er waarschijnlijk echt verstand van. Een hele afdeling is er ingericht met gipskamer, radiologie en orthopedie tezamen. Op woensdagochtend is er het zogenaamde ‘dysplasie spreekuur’. Orthopeden, gipsmeesters en instrumentmaker staan er klaar. Dokter van der Sluijs was er die dag. Hij deed zo ongeveer dezelfde testjes met Lize’s beentjes als de arts op het consultatiebureau. Hij deed het alleen met ferme bewegingen, waar de consultatiebureau arts het wat twijfelend deed.
“We werden geholpen door dokter van der Sluijs. Hij stak van wal: ‘Lize heeft een harnas nodig om de spieren op te rekken en wat druk uit te oefenen op de heupkom. Een zogenoemde Pavlik-bandage’.”
Na een korte uitleg van wat er aan de hand was en een kijk op de opnieuw gemaakte echo riep hij de intstrumentmaker erbij. En alsof hij 2 haringen aan de staart bestelde riep hij: ‘Een pavlik! Doe maar een 3!’ Hij stak van wal: ‘ze heeft een harnas nodig om de spieren op te rekken en wat druk uit te oefenen op de heupkom’. ‘Succes meneer, mevrouw! Ze kan wel wat spierpijn hebben de eerste 2 dagen, fijne dag verder!’ Totaal verbouwereerd keek ik hem aan, honderd vragen in m’n hoofd.
Toch besloot ik dat ons bezoek nog niet was afgelopen want er bekroop mij een vreemd gevoel. ‘Enne… wat als het harnas niet helpt?’, ‘Laten we het daar nu nog maar niet over hebben, in 75 procent van de gevallen helpt de zogenoemde Pavlik-bandage’ zei hij kort. Hij gaf ons een hand en verdween naar de volgende patiënt. In 25 procent van de gevallen dus niet, dacht ik bij mezelf. Hoewel ik geen doemdenker ben en het glas bij mij meestal halfvol is had het afgelopen jaar ons wel geleerd dat zeldzaamheden bij ons nou eenmaal (letterlijk) in de genen zitten. Peter keek me aan, hij leek m’n gedachten te kunnen lezen.
Veel tijd om de woorden van de arts te overdenken kregen we niet want de instrumentmaker was daar met de Pavlik-bandage. Hij nam ruim de tijd voor ons om uit te leggen hoe we deze aan en uit moesten doen. ’23 uur per dag’ zei hij vriendelijk om de uitleg af te sluiten. ‘Doet u hem even af en weer aan?’ Nog voordat hij z’n zin had afgemaakt voelde ik mijn hoofd gloeien en m’n lichaamstemperatuur stijgen. ‘Moet ik nu….?’ Ik had willen zeggen: moet ik hier nu gaan staan stuntelen om dit vreselijke ding aan te trekken bij m’n meisje? Het is hard, scherp en in geen enkele zin vriendelijk voor een baby van 4 maanden, ik wil dit niet, verdorie! Ik ga! Ajus! Maar ik moest… Want ik dacht aan een tante van m’n moeder die altijd mank had gelopen. Waarschijnlijk met eenzelfde soort heupprobleem als Lize aangezien er een erfelijke factor is bij heupdysplasie. Maar in het jaar 1900 hadden ze daar nog weinig weet van. Nooit had ze een man gevonden, ze liep met een “hupje”.
Dus showde ik een glimlach op m’n inmiddels bezwete gezicht en ging aan de slag. Na een minuut of twintig dacht ik dat het harnas fantastisch zat. ‘Zo, dat heb ik even snel door’ dacht ik nog. Toch had de instrumentmaker nog wel wat aandachtspuntjes. Maar we konden aan de slag. Die ochtend hadden we niet gedacht dat dezelfde dag de behandeling zou starten. Daar liepen we dan het ziekenhuis uit, met ons meisje in een pavlik-bandage.
Mama Marlies
Laatste berichten van Mama Marlies (toon alles)
- Mama Marlies: Lize is geboren met heupluxatie en heupdysplasie en daar kwam dan de operatie - 4 juli 2016
- Mama Marlies: Lize’s bandage hielp niet. De volgende optie was een operatie aan haar heup - 7 mei 2016
- Mama Marlies: De pavlik van Lize. De pijn, de groeven in haar beentjes. Al die slapeloze nachten - 5 mei 2016
4 Reacties